maandag 27 juli 2015

Dag 3: Hotseknotsen naar de Sossusvlei

Na het ontbijt pakken we de auto in voor de rit naar Sesriem, een rit van 330 km naar het zuiden. Het is niet meer zo vreselijk koud, maar zomers kun je het met 10 graden ook niet noemen. Lange broek en trui aan dus. 
De eerste 80 km tot Rehoboth zijn geasfalteerd, dat schiet goed op. Qua wildstand hebben we nog niet zoveel gezien, maar dat is meteen goedgemaakt door de grote kudde aan bavianen die we langs de weg zien zitten. Langharig, blauwgrijs, niet echt moeders mooisten.

Dit is Barend Baviaan,
Zie hem daar nou staan
Hij kijkt wat rond
Krabt aan zijn kont
En de dag is weer gedaan.

De taakverdeling is weer als vanouds op onze vakanties: Henk rijdt en ik schrijf een reisverslag. Laptop op schoot en typen, maar natuurlijk ook rondkijkend en af en toe een foto makend. Tussendoor houd ik me bezig met huishoudelijke klusjes als brillen poetsen, dopjes van waterflesjes afdraaien en het opruimen van de zooi aan kaarten en papieren. Ondanks het overzichtelijke leven in de auto ben ik toch altijd van alles kwijt, omdat ik dan het zo handige vakje waar dat boekje net inpaste, weer vergeten was.
In Rehoboth doen we wat boodschappen: drinken en eten voor onderweg. Omdat het maandag is kunnen we nu ook onze wijnkelder aanvullen; gisteren lukte dat niet. ‘No alcohol sell on Sundays’!
Vanaf Rehoboth wordt het zandhappen op de gravelroads. Onze donkergrijze auto wordt wit, vooral aan de buitenkant maar ook binnen wordt het langzaamaan steeds meer een stofboel. De gravelroads zijn overigens goed te berijden. Meestal kunnen we zo rond de 75 km per uur rijden, maar er zijn ook stukken dat we ons in een achtbaan wanen. Vooral de steile heuveltjes waarbij je niet kunt zien wat erna komt, geven je het heuse kermisgevoel.



Het landschap waar we doorheen rijden doet erg denken aan Arizona (en dan hebben we het even niet over de wegen!): droog, bergachtig, graspollen, her en der cactussen en veel verdwaalde struiken. Zelfs de mini zandstormpjes zijn gelijk. 
Her en der komen we een eenzaam huisje tegen in het landschap, te herkennen aan de waterpomp. We komen door drie dorpjes die elk uit een paar huizen bestaan. Onvoorstelbaar dat hier mensen kunnen wonen. Waar zouden ze van leven? Toch niet van die enkele koeien die er rondlopen? We snappen nu wel de megagrote zakken meel en bruine suiker die we in de supermarkt van Rehoboth tegenkwamen, want de Namibische Bol.com zal hier niet bezorgen. 
Het aantal auto’s dat we tegenkomen is minimaal, het zijn vooral toeristen die van of naar de Sossusvlei gaan. 

Rond 14 uur komen we aan in Solitaire, een nederzetting in the middle of nowhere, die bestaat uit een lodge, een benzinepomp en een bakkerij. Het is een prachtige plek, desolaat maar juist daarom zo mooi. Logisch dat Solitaire veelvuldig gebruikt is voor commercials en films. Wij vermaken ons met de rondhuppelende stokstaartjes die blijkbaar zo gewend zijn aan mensen dat ze uit onze hand eten. Inmiddels is de temperatuur opgelopen tot 27 graden, dat is betere koek.
De bakkerij verkoopt befaamde appeltaart, waar overigens de Afrikaanse mussen ook dol op zijn. Ze pikken gezellig een graantje mee bij ons aan tafel. 


De taart is inderdaad heerlijk, al zijn wij ervan overtuigd dat Afrikaanse appels meer naar peer dan naar appel smaken.

Na Solitaire gaan we voor de laatste etappe weer de gravelroads op richting Sesriem. We moeten nog 75 km.

Onze Tomtom had het na Rehoboth al laten afweten, hij had nog nooit van Solitaire en Sesriem gehoord. Wel grappig dat hij wel aangeeft waar we rijden trouwens en ook feilloos de wegnummers kent. We komen onze eerste kudu’s en impala’s tegen, zodat de wildstand mooi oploopt. 

Bij Sesriem is onze overnachtingsplek voor de komende twee dagen, de Desert Lodge. Al van verre zien we de tenten staan tegen de gekleurde bergen van de woestijn. Helaas blijkt dat dit kamp overboekt is en moeten we naar een andere locatie uitwijken: de Sossusvlei Lodge. Het is een upgrade, dus het zou nou beter moeten zijn. Doodzonde dat we de prachtige Desert Lodge moeten verlaten, maar de upgrade blijkt inderdaad een goede. Ook hier tenten, maar met een stenen aanbouw voor de douche en meer faciliteiten in de vorm van restaurant, zwembad, georganiseerde desert trips e.d. Het uitzicht is helaas iets minder mooi, omdat er een tent voor ons staat die het uitzicht deels belemmert. Het Zuid-Afrikagevoel van Buffelsdrift Lodge - tentraam opengooien en denken dat je je in een uitzending van National Geographic bevindt - zullen we hier niet ervaren.


Na het inchecken reserveren we meteen een guided tour naar de Sossusvlei voor de volgende dag, zodat we de zandduinen kunnen zien en beklimmen, maar ook naar de Deathvlei kunnen - hier kun je met de auto niet komen. 

Na een prachtige zonsondergang, waar we kleuren van geel tot rood en alles wat er tussen zit aan ons voorbij zien komen, eten we buiten op het terras van het restaurant met uitzicht op de waterplaats waar wilde dieren komen drinken als het donker is. Vandaag hebben ze helaas niet zo'n dorst. Geen probleem, want al onze aandacht is bij het eten - tè lekker! Een buffet van salades, hartige taarten, pasta's, vis, warme groente en daarbij buiten drie barbecues voor vlees (kudu en zebra!), vis en wokgerechten. Aan het vlees komen we niet eens toe, zo lekker zijn de starters al. Omdat we ons vreselijk te buiten zijn gegaan aan het toetjesbuffet, is het maar goed dat we die zebra- en kudulappen hebben laten liggen.
En het lekkerste van dit buffet? Dat het er morgen weer is!  






2 opmerkingen: