Na het ontbijt pakken we in
voor de rit naar Etosha (Andersson Gate). Onze auto is van binnen en buiten
gewassen en gepoetst door een van de werknemers van Rustig Toko Lodge. We
vragen de eigenaar van de lodge wat een redelijke prijs is voor het poetsen van
de auto. “Oh, just what you want. It can be 10 dollars, maybe 20 or even 50.
It’s all up to you.” Vervelend antwoord, wat moet je hier nou mee? Het komt erg
onaardig over, alsof zijn werknemers niets waard zijn. Dan was de dame in het
winkeltje in Swakopmund in elk geval duidelijk, toen ik vroeg wat een normale
prijs was voor mannetjes die op je auto passen: 1 of 2 dollar voor een korte
periode overdag, 10 dollar als je ’s avonds ergens gaat eten.
In een schone auto gaan we
op pad. Schoon is in Namibië maar voor even, want al gauw zitten we weer op de
gravelwegen en waait het stof ons om de oren!
We zijn al om 11:45 uur bij
de Andersson Gate van Ethosha National Park. We krijgen nadat onze paspoorten
gescand een permit voor twee dagen. Dan rijden we naar de eerste waterplek
vlakbij de gate. Wat we daar zien, beneemt ons de adem: de hele dierentuin
heeft zich hier verzameld! Kudu’s, springbokken, olifanten, zebra’s,
struisvogels, oryxen en wrattenzwijnen, ze staan allemaal gebroederlijk bij
elkaar water te drinken terwijl de jakhalzen wat schichtig tussen de beesten
door drentelen. Wat een fantastisch gezicht! Het blijft een komen en gaan van
dieren. De familie olifant vertrekt, het gezin kudu komt eraan, gevolgd door
een hele schoolklas vol met springbokjes.
We rijden door naar de
Okaukuejo Lodge, een van de drie lodges aan de onderrand van Etosha. We melden
ons in de rij bij de receptie en moeten dan, net als bij alle andere lodges
weer ‘het grote boek’ invullen: naam, adres, nationaliteit, paspoort,
kentekenplaat, hoeveel nachten, waar ga je nog meer naar toe enz. Blijkbaar
zijn Namibiërs erg gesteld op schriftelijk vastgelegde wetenswaardigheden.
Grappig is dat ze nooit controleren of je het wel goed hebt ingevuld, dus onze
auto heeft niet altijd hetzelfde nummerbord gehad.
Na het betalen van de borg
van 500 Namibische dollars (borg? Dat is voor het eerst!) gaan we kijken waar
onze kamer is. Dat is even schrikken … Onze kamer bevindt zich in een soort
barak van vijf kamers naast elkaar. Er staan zes barakken evenwijdig aan
elkaar, met een tussenruimte van een paar meter. Onze barak grenst aan de
camping. Het mooie fotootje in de reisbeschrijving, van het huisje dat over de
waterplek uitkijkt, is niet de foto die bij onze kamer hoort.
Omdat de Okaukuejo Lodge de
enige in de wijde omgeving is, is er geen keus voor waar je wilt eten. Je eet
hier of je eet niks. Dat is wat weinig, dus we lopen het restaurant binnen voor
een broodje. Geen idee hoe het hier geregeld is, niemand die het komt
vertellen. Als we voor het buffet staan, worden we ontdekt: eerst aanmelden en
alle gegevens in het boek schrijven. Gelukkig hoeven ze hier onze nummerplaat
niet te weten!
Na de lunch gaan we terug
naar de receptie om in de rij te staan voor de sleutel (we mochten niet voor 14
uur in de kamer). Van een Nederlands stel dat ook mee was tijdens de living
desert tour, horen we dat we de permit voor Etosha ook nog moeten betalen. Top,
opnieuw in de rij.
De kamer blijkt van binnen
reuze mee te vallen: goed bed, prima douche, koelkastje, koffie, alles is er.
’t Is alleen erg klein en we verbazen ons over het hoge Center Parcs gehalte:
check de inventaris van de kamer en meld het als het niet compleet is. Daar was
die borg dus voor? Het uitzicht vanuit de kamer is wat anders dan we gewend
waren … we kijken uit op de camping. Wel gaaf om al die verschillende
kampeerauto’s en bussen te zien, maar sommige campinggasten zijn wel erg
luidruchtig.
Dikke tip: als je in het
Okaukuejo kamp bent, neem dan geen kamer in het rijtje van 65 – 71. Scheelt een
boel lawaai.
We pakken de spullen uit en
gaan het park in om beesten te spotten. We hebben een paar uur, want om stipt
17:38 uur gaat de poort dicht en kom je niet meer in het kamp. Doel hiervan is
om de wilde dieren buiten te houden. (Overigens rennen de jakhalzen vrolijk
door het kamp.)
We rijden eerst naar een
uitzichtpunt over de Etosha Pan. Dit is een zoutvlakte van zo’n 100 bij 40 km
die alleen in de regentijd gevuld is met water. Omdat dit water zout is, kunnen
dieren het niet drinken. Het is een oneindige vlakte en als je het niet zou
weten, zou je denken dat het een zee is, compleet met zandstrand.
Dan rijden we naar een
aantal waterplekken. De spierwitte kalksteenwegen zijn vaak verschrikkelijk
slecht. Stenen knallen ons om de oren en we kunnen niet harder tussen de kuilen
en bulten slingeren dan zo’n 25 km per uur terwijl we een dikke stofwolk
achterlaten.
Dieren spotten in Etosha is niet
zo moeilijk. Massa’s springbokken die soms als stuiterballetjes over de vlakte
springen, grote groepen zebra’s, kudu’s, oryxen, we zien ze overal. Olifanten
en giraffen zie je iets minder, maar toch komen we die ook regelmatig tegen.
Gaaf om te zien hoe olifanten hun sporen door het park trekken: ze duwen de
bomen om en houden zo de vegetatie op peil. Natuurlijk herken je ook hun
typische mest, die in grote hoeveelheden te vinden is.
Bij een van de waterpunten
zien we hoe een giraf moeite moet doen om te drinken: goed rondkijken of er niemand
is, nog een keer kijken (‘Oké, die ene domme struisvogel maakt mij niks’), dan
nog een goed kijken, poten uit elkaar, weer een keer kijken, poten verder uit
elkaar, kijken, drinken en ten slotte met een sierlijk sprongetje weer hoog op
de poten.
Terwijl we staan te kijken,
zie ik ineens een neushoorn onder een bosje staan. Het beest staat doodstil
maar is onmiskenbaar een neushoorn. Big Five completed! Helaas is het beest
niet van plan om verder te komen dan het bosje, dus we moeten het doen met het
ver weg beeld.
Onderweg naar de volgende
drinkplaats, zien we nog een vos.
Tijd om terug te gaan naar het kamp om voor sunset binnen te zijn. Vlak bij de ingang staan een paar auto’s, teken dat er iets te zien is. Inderdaad, twee overstekende olifanten. Beide olifanten blijven even midden op de weg staan voor ze verder sjokken. Een imposant gezicht, alsof het beest wil laten zien dat ook als je in een auto zit, er niet met hem te spotten valt.
Tijd om terug te gaan naar het kamp om voor sunset binnen te zijn. Vlak bij de ingang staan een paar auto’s, teken dat er iets te zien is. Inderdaad, twee overstekende olifanten. Beide olifanten blijven even midden op de weg staan voor ze verder sjokken. Een imposant gezicht, alsof het beest wil laten zien dat ook als je in een auto zit, er niet met hem te spotten valt.
We eten in het restaurant
van de Okaukuejo Lodge, formaat vreetschuur, kwaliteit schoolkamp. Natuurlijk
vullen we eerst een formulier in. De salades van de lunch staan er weer (of
nog?). Er is een grill om vlees te bakken en verder staan er vier kantinebakken
met stukken wortels, rijst, aardappelen en een vage saus met botten en uien
erin. Gezien de grote hoeveelheid flesjes smaakmakers zijn de koks zelf ook
niet zo overtuigd van hun kookkunst, anders zouden die immers niet nodig zijn. Het
flesje wijn maakt veel goed.
Naast ons zit de Engelsman
die we in de Sossusvlei Lodge hebben ontmoet (‘I’m not alone, I’m with my
friend the camera’). Hij vertelt enthousiast over de parade aan dieren die
vanmiddag langs de waterplek op het terrein van de lodge trok. Mooi plan voor
morgen.
Als we teruglopen naar onze
kamer, worden we ingehaald door de serveerster: we hebben niet betaald. Tja,
dat wisten we niet. We hadden toch het formulier ingevuld, dan weten ze toch op
welk kamernummer de rekening gezet kan worden? Maar nee, zo werkt dat niet in
Okaukuejo. Toch de administratie nog niet helemaal op orde?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten